Tao Te Tjing – vers 52

Er was een begin aller dingen,
dat wij de moeder aller dingen kunnen noemen.
En wie de moeder heeft gevonden en zo haar kinderen begrijpt,
en door haar kinderen te begrijpen, aan de moeder vasthoudt,
zal zonder gevaar zijn, zijn leven lang.

Sluit de toegangen, sluit de mond,
en er zal in je leven moeiteloos vrede tot het einde heersen.
Open de toegangen, bemoei je met de dingen,
en tot het einde van je leven zal er geen verlossing zijn.
Het kleine te zien is de ware verlichting;
bij het zwakke te blijven is de ware kracht.
Gebruik dit licht om tot de verlichting te keren,
en je zal van alle gevaren behouden blijven.
Dit noemt men het eeuwige te volgen.

Tao Te Tjing – vers 51

Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze;
stof geeft ze vorm;
omstandigheden en neigingen vervolmaken ze.
Daarom achten de tienduizend dingen Tao
en eren ze zijn deugd.
Zonder een rang te bekleden, wordt Tao geacht
en zijn deugd geëerd;
het gebeurt spontaan.
Voorwaar, Tao brengt ze voort en zijn deugd koestert ze.
Zij geven ze groei en ontwikkeling;
zij geven ze veiligheid en vrede;
zij voeden en beschermen ze.
Tao verbouwt ze, maar neemt er geen in bezit;
het kweekt ze, maar laat ze vrij groeien;
het leidt ze, maar heerst niet over ze.
Dit noemt men de diepe en ondoorgrondelijke deugd van Tao.

Tao Te Tjing – vers 50

De mens wordt geboren en sterft
en maar een derde deel van hem behoort tot het leven;
een derde deel van hem behoort tot de dood;
een derde deel van hem behoort tot zijn gang naar de dood.
Waarom is dit zo?
Omdat de mens aan het leven vasthoudt.
Ik heb gehoord echter, dat wie zijn leven goed behoudt,
geen tijgers of wilde buffels treft,
en in gevecht van geen wapen vlucht.
De wilde buffel kan hem niet stoten;
de tijger kan hem niet grijpen;
een wapen kan hem niet doorboren.
Waarom is dit zo?
Omdat voor de dood in hem geen ruimte is.

Tao Te Tjing – vers 49

De wijze heeft geen eigen mening;
de meningen van de mensen zijn de zijne.
Ik behandel goed wie goed is;
ik behandel ook goed wie niet goed is,
want zo bereik je de goedheid.
Ik ben eerlijk tegen wie eerlijk is;
ik ben ook eerlijk tegen wie niet eerlijk is,
want zo bereik je de eerlijkheid.
De wijze in het leiden van zijn rijk, heeft geen vooropgestelde mening.
Zijn gedachte is één met de gedachte van zijn volk.
Hij kijkt door hun ogen, hij luistert door hun oren
en behandelt hen als kinderen.

Tao Te Tjing – vers 48

Het streven naar geleerdheid is om te vermeerderen dag na dag;
het streven naar Tao is om te verminderen dag na dag.
Het is om te verminderen en te verminderen,
en het niet-handelen te bemachtigen.
Door niet-handelen blijft niets ongedaan;
de zaken van het rijk worden door niet-handelen geregeld,
en wie naar ingrijpen taalt, is niet in staat het rijk te regeren.

Tao Te Tjing – vers 47

Je kunt de wereld kennen zonder de voordeur te verlaten;
je kunt de Weg van de Hemel zien zonder naar buiten te kijken.
Hoe verder je gaat, hoe minder je weet.
De wijze weet zonder te gaan,
noemt ongezien
en volbrengt door niet-handelen.

Tao Te Tjing – vers 46

Wanneer Tao heerst in de wereld,
worden vurige paarden tot mestdieren;
wanneer Tao niet heerst in de wereld,
vertreden gevechtspaarden de achterlanden.
Er is geen grotere ramp dan kostbare begeerten;
er is geen grotere schuld dan ontevredenheid;
er is geen grotere zonde dan hebzucht.
Voorwaar, wie inziet dat hij zijn tevredenheid
aan de tevredenheid te danken heeft,
zal zich nimmer anders tevreden laten stellen.