Boeddhisten weten heel goed wat hoort. (Rob Hogendoorn)

Boeddhisten weten heel goed wat hoort, en wat niet. Velen van hen kiezen er echter stelselmatig voor dit inzicht wél buiten de boeddhistische gemeenschap toe te passen, maar niet daarbinnen.
Onze samenleving en cultuur heeft een schat aan ervaring in de omgang met macht en misbruik van macht vergaard. Nederlands boeddhistische bekeerlingen zijn hiermee net zo goed bekend zijn als niet-boeddhisten. Ze maken van dat inzicht en die ervaring echter geen gebruik, omdat ze zichzelf in de waan brengen dat boeddhistische leraren geen macht vergaren en daarvan geen misbruik maken. Niets is minder waar, en seksueel en ander misbruik is in die houding voorgeprogrammeerd.
Veel boeddhisten internaliseren, vaak decennialang, onder het mom van ‘liefdevolle vriendelijkheid’, ‘wijsheid’, ‘mededogen’, ‘onthechting’ en ‘meditatie’ vooral onverschilligheid.
Het is dan ook geen toeval dat onder Nederlands boeddhisten persoonlijke moed en moreel leiderschap dun gezaaid zijn. Vrijwel niemand leert hen de kloosterregels (‘vinaya’) en de ethiek en moraal waarop deze rusten, en vrijwel niemand past deze ook daadwerkelijk toe.
Dat dit wel degelijk mogelijk is en heel effectief is, bewezen enkele volgelingen van Dhammawiranatha (Pierre Krul) binnen Boeddhayana. Toen uitkwam dat Dhammawiranatha zich schuldig maakte aan seksueel misbruik, dwongen zijn eigen volgelingen hem de pij af te leggen, en wel op de in de ‘vinaya’ voorgeschreven wijze.
De volgelingen van Nico Tydeman, daarentegen, trapten met open ogen in de val. Tydeman legde de verantwoording voor zijn aanblijven als leraar bij zijn volgelingen— precies degenen hij decennialang heeft ingeprent dat ‘niet-weten’ en ‘niet-oordelen’ deugden zijn en dat trouw aan je leraar—welk leed hij of zij anderen ook aandoet—het grootste goed is. Kwam dat even goed uit! Zijn de net door hem verheven sensei’s misschien beloond voor hun trouw?
De trouwste volgelingen van Mettavihari legden de ‘vinaya’ naast zich neer omdat deze overbodig zou zijn. Zij lieten Mettavihari decennialang ten onrechte ‘monnik’ spelen. Terwijl hen het seksueel misbruik van vele tientallen slachtoffers moet worden aangerekend, houden zij zelf nog steeds krampachtig vast aan het zo felbegeerde, dankzij Mettavihari verkregen leraarschap.
Zodra boeddhisten zich bínnen de boeddhistische gemeenschap als even goede burgers gaan gedragen als daarbúiten en aan boeddhisten even hoge eisen stellen als aan niet-boeddhisten—precies zoals ze op hun werk, hun opleiding, binnen hun familie, hun sportvereniging dagelijks doen—is al veel gewonnen. Verantwoord burgerschap, óók ten opzichte van boeddhisten, en een deugdelijke beheersing en toepassing van de grondslagen van de ‘vinaya’: meer wordt van hen niet gevraagd. ~ Rob Hogendoorn, op Facebook, 22.6.17.