Tao Te Tjing – vers 14

Omdat we ernaar kijken en niet zien,
wordt het onzichtbaar genoemd;
omdat we ernaar luisteren en niet horen,
wordt het onhoorbaar genoemd;
omdat we ernaar reiken en niet treffen,
wordt het ontastbaar genoemd;
omdat we de drie niet verder kunnen onderzoeken,
worden ze als één gezien.
Omhoog geen schittering, geen duister bij de val,
eeuwig en oneindig, onnoembaar,
gaat het terug naar waar niets is.
Men noemt het vorm zonder vorm, beeld zonder iets.
Men noemt het onbepaald en ongrijpbaar;
ga het tegemoet en je ziet geen voor,
volg het en je ziet geen achter.
Hou daarom vast aan het Tao van eer
om het heden te bedwingen;
te weten hoe het sinds den beginne was,
noemt men de leidraad van Tao.