Ideaal der volkomen persoonlijkheid (Bierens)

De volkomen persoonlijkheid is de volkomen uitdrukking van de idee der persoonlijkheid, waarin tweeërlei ligt opgesloten de eenheid van het innerlijk wezen én de overeenstemming met het Universum. De eenheid van het innerlijk wezen is de eenheid van onze grond, d.i. de Idee in ons, uitgedrukt in ons zijn als persoon, d.i. in onze strevende natuur. De mens is Idee, die wordt tot levensdrang [conatu…s]; hij is Idee en de keerzijde van de Idee, ideële en zinnelijke natuur, geest en beest. Deze tweeheid is in eerste aanleg tegenstrijdigheid, waarbij, naar de uitspraak van Paulus ‘het vlees getuigt tegen de geest’. De normeloze zinnelijke natuur stemt niet overeen met de normbewuste idealiteit. De volkomen persoonlijkheid is nu het opgeheven zijn van deze tegenstrijdigheid, waarbij de impulsiviteit der zinnelijke natuur in overeenstemming is met de Idee in ons, en de eenheid van het innerlijk wezen is verworven. Deze staat van eenheid heet ook zedelijke vrijheid en wordt door Spinoza in het beeld van de homo liber getekend. De libertas humana is de voltooiing van het zedelijk leven. De term ‘vrijheid’ betekent in het bijzonder de overwinning over de zinnelijkheid. Vrijheid is attribuut van de volkomen persoonlijkheid. Deze gesteldheid licht als ideaal het zedelijk bewustzijn vóór. Zij is volkomen ‘persoonlijkheid’ omdat de niet-overeenstemmende zinnelijke natuur het onpersoonlijke is, en de mens, zolang zijn levensdrang niet in de Idee is hersteld, het onpersoonlijke der zinnelijke natuur in zich koestert. Eerst de zuivering van het onpersoonlijke maakt zijn persoonlijkheid vol. Ten volle persoonlijkheid zijn, de ongebrokenheid en onverdeeldheid van het persoonlijke te zijn, het geheel-zijn der persoonlijkheid is het zedelijk ideaal.

In deze idee des ideaals is het zedelijk goede overschreden, omdat de tegenstelling tussen geestelijkheid en zinnelijkheid, de spanning tussen deze, is opgeheven. In het ideaal is de overwinning, waarin de gerechtigheid bestaat, voorbij, daar ze de tweeheid insluit. Vandaar dat men stelt: ideaal, eindpunt.

In het ideaal der volkomen persoonlijkheid ligt ten tweede opgesloten de overeenstemming van mens en Universum. Daardoor immers was de idee des ideaals de afsluitende idee van het zedelijk bewustzijn, omdat daarin de eenheid van de mensen met het hoger-Algemene, de oneindige Geest, wordt vooruitgezien. Het geheel-zijn der persoonlijkheid is uitdrukking van het geheel zijn van het Al. Geheel zijn wij door opheffing van de tegenstelling van geest en zinnen, gelijk het Universum een geheel is doordat Idee en natuur niet twee heterogene machten zijn, maar de natuur deel uitmaakt van het proces der Idee en in de eenheid van het geheel is opgenomen.

Dat het zedelijke bewustzijn in het ideaal van de volkomen persoonlijkheid de overeenstemming met het Universum meedenkt, is vanwege de theoretische grondslag van de praktische rede. De praktische rede is een aanwending van het theoretische voor het streven en houdt dus impliciet de inhoud-in-het-algemeen van ons theoretisch bewustzijn in zich besloten. Zij veronderstelt wereldbeschouwing en wordt door deze gemotiveerd. Dát wij zedelijkheid hebben hangt niet los in de lucht en steunt evenmin op de onredelijkheid der conventie, maar is redelijk gegrond, en ons praktisch bewustzijn, dat geen redelijke gronden behoeft aan te voeren omdat het praktisch en geen theoretisch bewustzijn is, weet zich in dit opzicht nochtans bij de theoretische rede goed geborgen en veilig. Zo dan blijkt de theoretische achtergrond van het zedelijke hierin, dat in de ideaalvoorstelling de overeenstemming met het wereldwezen is meegedacht. Plato’s zedenleer drukt deze waarheid uit door de theosis als levensdoel voor te stellen, de vergoding, waarin het menselijke naar het goddelijke is vergeestelijkt. (uit Ideaal der volkomen persoonlijkheid, in Menschengeest, door Dr. J.D. Bierens de Haan, Amsterdam 1926, p.159-161, hertaald door John Willemsens, Amsterdam 2014)